Greunenkriek tekst & media


Blog Post

Mensen met paarden...

Ingetekstueel • Oct 28, 2016

Paardenevenement tijdens Over(de)vloed


‘Van Lauwerzee tot Dollard tou’ luidt de beginfrase van het Grönnens laid. Dat lied, bijna een eeuw geleden geschreven door Geert Teis Pzn, haalde onlangs nog het nieuws toen tijdens een discussie met de burgemeester van Groningen, Peter den Oudsten, bleek dat MKB-Noord voorzitter Gerard Kremer de tekst niet goed begrepen had. ‘Ain Pronkjewail in golden raand’ luidt een andere zin uit het volkslied. Volgens Kremer heeft het Gronings niet slechts één pronkjuweel en moet er dus maar een nieuw lied komen. Hoewel het juweel inderdaad blinkt van de pracht, is dat te danken aan zowel het kostbare gesteente als van de ‘golden raand’ die samen met die steen het sieraad vormt. Zonder gouden sieraad vindt de steen weinig vastigheid en zonder juweel is dat stukje edelmetaal maar een kaal ding. Hoe dan ook: Kremer wist wel de aandacht naar zich toe te trekken en dat op een wijze die aanzienlijk creatiever is dan die het electoraat uit de Verenigde Staten dezer dagen aan zich gepresenteerd krijgt. Overigens: het Huis van de Groninger Cultuur biedt cursussen Gronings aan. Wie de schoen past…


Tijdens een streektaalconferentie in Middelburg kwam het nog even ter sprake. `s Avonds, bij het haardvuur en aan de wijn verklaarden meerdere collega`s uit andere taalstreken met enige afgunst naar het Groningse volkslied te luisteren. Het lied klinkt, het bedient zich van zwierige metaforen en begrijpelijke taal, het is geschreven in de eigen streektaal en de schrijver van de tekst deugt. Kortom, en wellicht ten overvloede: houden, dat Groningse volkslied.


Dan: die Lauwer(s)zee mag dan zijn ingepolderd; het Lauwersmeer en Lauwersoog zijn er. En van Lauwersoog tot aan de Dollard toe loopt sedert dit jaar een fietspad dat zich meanderend een weg baant door de Groninger klei, daarbij voortdurend de kustlijn van het Wad volgend. Lang geleden werd de naam reeds bedacht: ‘Kiek over Diek’. Alje van Bolhuis kwam met deze allitererende, Groningse vondst.


Begin juni werd het pad feestelijk geopend. Over de gehele linie waren op zaterdag culturele activiteiten. Muzikanten, dichters, kunstschilders en acteurs vertoonden hun kunsten in het zicht van de Waddenzee. Op vrijdagavond werd een select gezelschap getrakteerd op een concert van onder meer de Groningse Troebadoers. Waylon zou eveneens komen optreden, maar liet vanwege een virusje verstek gaan en werd vervangen door Douwe Bob. Veel dames die niet vooraf hadden ingetekend voor een kaartje omdat ze zo`n avond blauwbekken met Janne Schra en het Noordpool Orkest op een drijvend ponton in de Waddenzee niet zagen zitten, konden zich bij het horen van het Douwe Bob-nieuws wel voor hun hoofd slaan, maar toen waren de kaarten al vergeven. Tot zover het openingsconcert. Dat weekend mocht iedereen die iets ter onderhoud kon vertonen de bühne op, zolang die bühne maar ergens aan de 90 kilometer lange route gelegen was.


“Zou het niet fan-tas-tisch zijn als we dan ook iets zouden doen met onze paaaar-den? Daar is vast sub-si-die voor te krijgen!” Vroeg een immer enthousiaste paardenkennis zich af. Nu ken ik die dame een beetje en ze is nogal lang van stof (dat ik dat vind is in dezen wellicht veelzeggend). Een vergadering zag ik dientengevolge niet zo zitten. “Maar een Lauwersmeerritje om te paard de plannen door te spreken, dat kan natuurlijk wel.” Zei ik. Ze was enthousiast. Ik ook, al zou het mijn eerste Lauwersmeertocht postpartum worden – het moest maar een gezapig rondje worden. “Als je E. maar thuis laat. Je hebt heel veel leuke paarden, maar tussen E. en mij klikt het niet zo.” Vervolgde ik eufemistisch. “Bovendien gaat Marjolein mee met haar hengst.” Mijn immer enthousiaste paardenkennis was hoogst verbaasd, een eerdere tocht waarbij E. nogal onstuimig gedrag vertoonde klaarblijkelijk vergetend, stemde desalniettemin in met mijn voorwaarde en kwam op de afgesproken dag opdraven met… E. De merrie was geweldig in haar oordeel veranderd, kirde de altijd enthousiaste kennis. Mijn braaf ruintje kromp ineen toen de merrie hem een vervaarlijke blik toewierp. Tegen het einde van een toch onverwacht rustig tochtje maakte het paard een frivool bokje, deed haar altijd enthousiaste amazone ter aarde storten en kneep er tussenuit. Het ondeugende paard had ik snel te pakken, maar de gevallen amazone was niet bij de pinken te krijgen. Na enige tijd opende ze gelukkig haar ogen, maar onze EHBO-er Marjolein wist geen zinnig gesprek met haar aan te knopen: iedere twee minuten begon ze aan dezelfde monoloog. Een fikse hersenschudding en een dubbele polsbreuk hinderden haar functioneren. Onze altijd enthousiaste paardenkennis moest met een ambulance uit het militaire oefenterrein bij Lauwersoog worden vervoerd. We waren vlakbij de zeedijk. De vele kilometers tellende tocht huiswaarts door het mulle zand, waarbij ik tussen twee paarden liep waarvan de één telkens de ander dreigde op te eten, was niet wat mijn bekken verstond onder ‘rustig opbouwen’. Het paardenevenement moest er maar niet komen.

Toch bleef de ietwat versufte, doch altijd enthousiaste kennis enthousiast: het moest maar doorgaan. Er was een subsidieaanvraag gedaan en de financiën zagen er alleszins rooskleurig uit. Vooruit dan maar. ‘Mensen met paarden hebben een hemel op aarde, maar komen ze te sterven, dan valt er niks te erven’. In iedere zichzelf respecterende manege hangt het tegeltje wel ergens in een van armetierig pleisterwerk voorzien toiletgebouw. Tijdens onze eerste bijeenkomst bleken er al pakweg drie dozijn pennymeisjes te zijn benaderd die allemaal een dressuurdemonstratie in solo, tweetal of viertal wilden uitvoeren. Marjolein en ik zagen onze toch beslist heel leuke Groninger Paardendemonstratie al weggestreept worden, toen we besloten dan maar wat hindernissen in de baan te zetten. Groninger Paarden, Gronings groen-witte jurken, Groningse muziek op de achtergrond, een dressuurproef als basis en hindernissen om synchroon overheen te springen: dat ludieke idee kwam zowaar door de ballotage.

Het evenement moest alleen nog wel even georganiseerd worden. De enthousiaste kennis stortte zich op de subsidieaanvraag. Gelukkig was er een manegehouder met verstand van zaken bereid om haar accommodatie ter beschikking te stellen. Dagen werk hadden zij en haar naasten ervan, maar we konden tenminste los. Hoeveel gedoe er daarnaast nog komt kijken bij de voorbereiding (Staat iedereen op de flyer? Waar zit in den vrede de toko waar die dingen gedrukt worden? Hoezo is er nu daadwerkelijk iemand boos dat zij die flyers niet persoonlijk thuis krijgt bezorgd om ze te distribueren? Waarom moeten er nog ettelijke telefoontjes gepleegd worden om communicatieve brandjes te blussen? Hoeveel mogen onze groen-witte outfits kosten?), het samenbrengen van mensen (zet minimaal één nurkse vrouw in een groepsapp en je krijgt gegarandeerd steken onder water en tal van spelfouten) en het instuderen van een act (geen oppas: babyfoon op de bakrand dan maar; ukkies wakker; paard van middenin het werk zo warm de stal in) zal ik niet al te gedetailleerd uiteen zetten, maar met ook op dit traject wat hindernissen is het gelukt.

Wat onze pas de deux onder meer bijzonder maakte, is dat een jonge dekhengst die pas verhuisd was en nog nooit met een ander paard samen had opgetreden, nu flank aan flank met zo`n ander paard braaf zijn dansje moest doen en nog over het hout moest hupsen ook. En dat deed hij. Bij een voorgaand optreden werd hij reeds gedwongen over opblaaskrokodillen te springen, dus wellicht was dit een meevaller voor hengst Oscar. Mijn braaf ruintje, al lang blij dat dit paard hem tenminste niet wilde opeten, en de jonge hengst konden het opperbest vinden samen.
Dan de muziek: je hoeft maar op een dressuurterrein rond te lopen en je weet dat de meest afgezaagde, bombastische instrumentale stukken over het terrein schallen. Op veel originaliteit kun je die dressuurruiters in dat opzicht niet betrappen. Wij wilden graag iets echt Gronings en daar kwam Henk Scholte om de hoek kijken. Deze wandelende muziekencyclopedie toverde een CD uit zijn hoge hoed die zijn band Törf ooit had opgenomen. Ze spelen daarop het script van Beukema, die halverwege de 19e eeuw woonde in een boerderij niet ver van de onze. Vrolijke polka en folk, en dat alles instrumentaal. Onze platvoeters gingen er spontaan nog fraaier van draven. En we mochten de muziek nog zomaar gebruiken ook! Drie liedjes achtereen, zoveel tijd besloeg onze kür van binnenkomen tot eindgroeten.

De dag zelf ging volgens authentiek recept: veel snoezige pennymeisjes die met hun ouders of grootouders kwamen om paardjes te zien en vooral te aaien; een programma dat bij aankomst bleek te zijn omgegooid en twee Groninger Paarden die het niet zo kon boeien en met plezier en ijver hun dansje deden. “Om vaier uur is joen leste optreden, kloar?” Vroeg de journalist annex fotograaf die me daarna voor de zekerheid nog even belde. Hij was al bij een voordracht van Jan Glas geweest en probeerde na het optreden van Bert Hadders nog even een stukje van ons proefje mee te krijgen. “Dat stukje mit dij Grunneger Peerden op dij meziek van Törf. Da`s ja net wat.” De verbinding was matig. Langs het Wad wil het nogal eens waaien. “Zie hebben t omgoeid”, zei ik, “der is nou ‘ruiterfit’ rond dij tied.” Het was even stil. Boven de klanken van ‘de Poolse Bruid’ hoorde ik iets dat klonk als “Whut?” “Ruiterfitheidstraining.” Stilte. “Gymnastiek om smui te blieven veur op peerd.” Stilte. “Kiender dij op n baal zitten en pebaaiern heur balans te bewoaren.” Weer stilte. “Mor dat is dus aal mit Grunneger peerden?” Vroeg hij. “Ons peerden stoan krekt weer op kaar… Nee, gain aander Grunneger peerden meer. Allinneg ‘ruiterfit’.” ‘Elvis, koning van de Bunermond’ overstemde de uitroep die volgde. De journalist annex fotograaf hebben we niet meer gezien.

De groene en de witte jurk konden weer in de mottenballen, de paarden mochten hun groen-witte knoedels uit, de witte bandages waren vuil, mijn lief ruintje knuffelde nog wat na met een tienerpennymeisje en Marjolein en ik namen afscheid van de andere mensen van de organisatie. “Hier is jullie onkostenvergoeding.” Zei de altijd enthousiaste dame, en overhandigde ons ieder een enveloppe. Een enthousiast verhaal over een te openen rekening als startkapitaal voor een vervolgevenement volgde. Intussen belde mijn goudbekrulde thuisgenoot, want het begon laat te worden en de kinderen kregen trek. We moesten maar even iets halen. “Dat is dan 21 euro.” Sprak mijn oud-leerling, die werkzaam is in het Chinese restaurant van zijn ouders. Ik keek in de envelop met de onkostenvergoeding. Er zat exact 20 euro in. Thuis was mijn braaf ruintje blij dat hij de mond weer aan de grond kon zetten. Nergens smaakt het gras zo goed als in zijn eigen kampje.


Share by: