Greunenkriek tekst & media


Blog Post

Niet ‘haalfbeks’, maar het Gronings zit diep

Ingetekstueel • Feb 05, 2017

Onderzoek: “Noordelijk dialect spreek je achter in de mond”

Iemand die onduidelijk of gebrekkig spreekt, heet in het Gronings te ‘monkeln’. Ook wordt er wel gezegd dat zo iemand ‘haalfbeks’ praat. De technieken waarmee je kunt toetsen hoe iemand daadwerkelijk zijn spraakorgaan inzet om op zijn persoonlijke manier te praten, zijn in de afgelopen decennia sterk verbeterd.

‘Noordelijk dialect spreek je achter in de mond’ - zo luidde deze week de kop van een artikel dat inging op het onderzoek dat Martijn Wieling van de Rijksuniversiteit Groningen en een aantal collega`s van andere onderzoeksinstellingen uitvoerden en onlangs publiceerden i n Journal of Phonetics. Hun publicatie is hier te vinden: http://www.martijnwieling.nl/files/WielingEtAl-Articulography-R2.pdf

Voor hun onderzoek hebben Wieling et al in 2013 verschillende scholieren in Ter Apel (het zuidelijkste puntje van Groningen) en Ubbergen (Gelderland, even boven Nijmegen) onderworpen aan een onderzoek naar de uitspraak van woorden, waarbij electroden op de tongen van de participanten waren geplaatst.

De 15 proefpersonen uit Groningen en de 25 uit Gelderland werd een lijst voorgelegd met woorden die zij in hun eigen dialect werden geacht uit te spreken. Die gegeneraliseerde realisaties zijn uitgeschreven in IPA; dat is een fonetisch alfabet om dicht te benaderen hoe het uitgesprokene echt klinkt. Wat hierbij opvalt is dat het Gronings van de tieners evident als modern te betitelen valt. ‘Geit’ wordt bijvoorbeeld vertaald als ‘xɛit’ (een iets langgerekte versie van ‘geit’) en dat druist wellicht tegen het verwachtingspatroon in. Dit onderzoek richt zich echter sec op de locatie van de realisaties. Waar worden die klanken gemaakt in het ‘klankkastje’ van de deelnemers?

Nu weten we dat medeklinkers op bepaalde plaatsen in de mond worden gerealiseerd: voor de ‘b’ is bijvoorbeeld contact van de lippen nodig en deze letter wordt daarom geclassificeerd als ‘bilabiaal’. Een ‘f’ vereist contact tussen onderlip en boventand en heet daarom ‘labiodentaal’ te zijn en zo zijn er nog een aantal categorieën. Bij klinkers zit dat anders: daar bepalen andere factoren de klank die de luchtstroom aanneemt en spelen vernauwingen in het klankapparaat een rol. De ene klinker wordt daardoor verder voorin de mond gemaakt dan de andere: http://www.audiologieboek.nl/htm/hfd10/beelden/10-2-2-2.gif

Dankzij de vernuftige meetapparatuur van nu is het gelukt vast te leggen dat dezelfde klanken door de tieners (gemiddelde leeftijd: 16,6 jaar) uit Ter Apel verder achterin de mond worden gerealiseerd dan die van de jongeren uit Ubbergen.

Daarmee beantwoordt dit onderzoek een aantal vragen, maar roept het daarnaast ook zekere vragen op. Marc van Oostendorp toont zich in zijn reflectie in Neerlandistiek bijvoorbeeld nieuwsgierig naar waar de verschillen in articulatiebasis tussen jongeren uit verschillende delen van het taallandschap binnen ons land die door dit onderzoek lijken te worden bevestigd dan vandaan komen. Wellicht een aanleiding voor meer onderzoek naar het Gronings, want dat het diep verankerd zit wisten we al – maar nu is het ook nog in letterlijke zin bevestigd.

Bronnen:

· http://www.martijnwieling.nl/files/WielingEtAl-Articulography-R2.pdf

· http://www.neerlandistiek.nl/2017/01/noordelijk-dialect-praat-je-achter-in-de-mond/

· http://www.audiologieboek.nl/htm/hfd10/10-2-2.htm




Share by: