Greunenkriek tekst & media


Blog Post

Grunneger Spellingtips 

Ingetekstueel • Mar 16, 2019

Vandaag was de Dag van de Groninger Taal. In de aanloop naar deze dag, waarop ik met Annemiek Wassenaar twee workshops creatief schrijven mocht geven, heb ik een aantal spellingtips Gronings uiteengezet. Hierbij een overzicht van die spellingtips.


Uitgang op -en

De eerste regel die ik in mijn Grog behandel is de uitgang op -en.
In de spellingwijzer staat het als volgt:
“De uitgang –en wordt geschreven als
• Uitgang van werkwoorden: sloapen, schrieven, housten.
• Als meervoudsuitgang van zelfstandige naamwoorden: katten, baisten, bonen
• Als uitgang van stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden: holten, golden, ketoenen

Uitzondering:
Woorden die in het Nederlands eindigen op –elen en –eren, worden in het Gronings als –eln en –ern geschreven: wandeln, scheuveln, vergoadern, luustern, zulvern.”

Anders dan veelvuldig op social media en daarbuiten gepraktiseerd wordt, krijgt een Gronings werkwoord dus geen apostrof (voorbeeld: poar neem`n). Net zoals een Hagenees niet schrijft dat hij gaat fietsûh, schrijft een Groninger dus niet dat hij gaat fiets`n. Die trema hoeven we niet te schrijven, we schrijven gewoon -en.

Ook werkwoorden die weliswaar klinken als uitgaande op -pm, krijgen gewoon -en. Lopen dus en niet loopm.

Tot slot krijgt het meervoud van een zelfstandig naamwoord ook gewoon -en, zelfs als je die uitgang niet hoort. Mensen die Grunn schrijven hebben het als het ware over één Groning, mensen die daarentegen schriftelijk reppen over Grunnen hebben de juiste spelling te pakken: die van Groningen.



n, k, t - zonder apostrof

In het Nederlands kennen we de woorden ik, het en een. Kort en we die woorden af, wat in de spreektaal gebruikelijk is, dan spellen we dat principe als respectievelijk `k, `t en `n. Dit doen we, omdat het Nederlands als regel heeft om een apostrof te plaatsen op de plek waar deletie optreedt. Op dezelfde manier spellen we in het Nederlands `s avonds als `s avonds: het komt van des avonds, de letters d en e zijn weggevallen en voor die twee letters in de plaats komt de apostrof.

In het Gronings kennen we die toepassing met de apostrof niet. Eigenlijk best logisch, want we hebben daarin niet het woord het, maar enkel t – dat spellen we dus ook zo.

En wat dat `s avonds betreft: in het Gronings schrijven we dat aaneen en eveneens zonder apostrof: soavends.



Werkwoordspelling

Bij het spellen van werkwoorden worden de werkwoordspellingregels van het Nederlands aangehouden.
Dat houdt in dat in de tegenwoordige tijd de stam+t-regel geldt (waarbij het feitelijk niet gaat om stam+t, maar in het Nederlands vaak om ik-vorm+t).

In het Gronings maakt het tegenwoordig niet uit of je zegt dat hij moakt of dat hij ròpt - het gaat om die t aan het einde. Gelukkig gaat dit deel van het spellingverhaal vaak goed.

In de verleden tijd worden zwakke werkwoorden vervoegd middels het `t ex-kofschip-beginsel. Daar gaat het regelmatig fout.

Even kwijt hoe het ook alweer zat met die twee regeltjes? Op Youtube staan goede tutorials (waaronder twee gênant matig gemonteerde filmpjes van mij) waarin je het in minder dan tien minuten uitgelegd krijgt.



Weinig ng

Uit het Groningse woord voor Groningen, Grunnen, blijkt het al wel: het Gronings heeft weinig met de ng-klank.

Kortere woorden als ring, tang en wang eindigen op de ng-klank die we ook in het Nederlands kennen (al wordt de a-klank in de beide laatste gevallen langer). In langere woorden waar de ng-klank in het Nederlands voorafgegaan wordt door minimaal één lettergreep, is dit anders. Koning wordt keuneg (of keunek of keunenk), Groningen wordt Grunnen en opmerking wordt opmaarken.

In het moderne, gesproken Gronings horen we de ng-klank steeds vaker (mijn hele jeugd en door de hele provincie hoorde ik in het kader van mijn hobby`s taikening en priesoetrieking ipv taiken en priesoetlangen, of puristen dat nu leuk vinden of niet). Toch: zeker in het geschreven Gronings is het fraai om de richtlijnen te volgen.



Oa

Op veel plaatsen waar het Nederlands een aa-klank kent, kent het Gronings de oa-klank. Klaar – kloar/ maak – moak/ taal – to al/ naar – noar (maar: aardappel – eerabbel, aankleden - aanklaiden).

De lengte van een klank kan betekenisverschil verraden. Een ‘bol’ (met die o uit ‘bok’) is een stier en een ‘boal’ een baal (hooi, kuil of stro). Door het verschil in lengte tussen die twee klinkers is het verschil hoorbaar. Dat het hier duidelijk een glijdende schaalt betreft, geeft het voegwoord maar aan: de één zegt mor, de ander moar – en beide vormen zijn opgenomen in het zakwoordenboek van Reker.

De Drenten schrijven niet oa, maar ao. Geheel onverklaarbaar is dat niet, want de manier waarop zij de klank uitspreken is veel ‘lichter’ dan onze manier: hun taovel neigt iets meer naar de a-klank, onze toavel iets meer naar de o-klank (even afhankelijk van waar in het taalgebied je peilt).



Assimilatie

Net als in het Nederlands, kent het Gronings zogeh eten assimilatie van klanken. Feitelijk houdt dit in dat letters die je wel schrijft, anders kunnen klinken door de combinatie van letters in een woord. In het Nederlands is het woord zakdoek een mooi voorbeeld: bijna niemand lukt het om in een aanvaardbaar tempo (en zonder verlies van speeksel, dan wel beugel of kunstgebit) zak en doek te zeggen, met twee keer een scherpe k. Veel mensen hoor ik zelfs zaddoek of saddoek zeggen. Dat neemt niet weg dat we zakdoek schrijven (in het Gronings hebben we dat probleem niet, dankzij de buusdouk).

In het Gronings is bijvoorbeeld het woord aargenswoar (ergens) op papier heel anders dan in uitspraak (fonetisch iets als aangswoor). De afspraken zijn echter helder: laat je niet afleiden door de assimilatie en spel zoals voorgesteld.

In sommige gevallen lijkt er desalniettemin een knieval te zijn gemaakt voor fonetisch gemak. Bij de Franse leenwoorden allozie (horloge) en plietsie (politie), bijvoorbeeld. Die woorden kan ik persoonlijk nauwelijks met droge ogen opschrijven.



ai & aai

Heel exotisch, in vergelijking met het Nederlands: het Gronings kent de klanken (al dan geen diftongen, daarover verschillen de inzichten) ai en aai. In bain, raif en gain de kortere klank en in traain, maaid en klaain de langer gerekte vorm.

De uitspraak is in de loop der jaren veranderd. Wanneer je Martina ‘Laiverd kom weer bie mie’ hoort zingen (1960), is dit duidelijk hoorbaar die ai-klank. https://www.youtube.com/watch?v=v1OFWDeSBR4 Hedendaagse Groningse nachtegaal Wia Buze houdt deze klank er ook keurig in ’t Laifste bin k bie die, mien laiverd’. https://www.youtube.com/watch?v=db0tBsoN1pg

Bij veel Groningers neigt de klank inmiddels echter veel meer naar de oi en wordt dientengevolge zo geschreven (‘Wat ja loif’), terwijl die ai-spelling de afspraak blijft.

De tweede verandering: in de uitspraak is er niet altijd veel verschil te horen tussen de klanken ai en aai. Bij Ede Staal vertrekt er een ‘traain’ https://www.youtube.com/watch?v=pYUHhSaT8-M en heden ten dage is een hoorbare 'troin' gewoner.


Achtervoegsels


De achtervoegsels verschillen in de Groningse spelling van die van de Nederlandse spelling. Veel Nederlandse woorden gaan bijvoorbeeld uit op het suffix ( = achtervo egsel) -ig: gelukkig, knorrig, wisselvallig. Die i wordt dan als een sjwa/ onbeklemtoonde e uitgesproken: die klinkt ongeveer als een uh. In het Gronings wordt op die plek geen i genoteerd, maar een e: bliedeg, gramniedeg en poesteg. Bij woorden die bij de Nederlandse spelling uitgaan op -elig (wiebelig, kriebelig), kent het Gronings -elg (doezelg) en bij woorden die in de Nederlandse spelling uitgaan op -erig, kent het Gronings -erg (kieperg).


Ö
In het Nederlands is de ö zoals in ‘löss' zeldzaam, maar in het Gronings komt die klank veel voor. In woorden als ‘störm’ en ‘röt’ bijvoorbeeld, waar het Nederlands een o kent. Het Gronings is daarmee tamelijk exotisch, want naast de o in bok en de o in hok, die verschillend worden gerealiseerd, is er dus ook nog die Nedersaksische ö.


Share by: