Greunenkriek tekst & media


Blog Post

Levende bomen

Ingetekstueel • Aug 31, 2016

De getallen 11 en 12 volgens Vroag & antwoord

Er zijn van die gedichten die je als docent nauwelijks met je leerlingen kunt behandelen, omdat ze te bijzonder zijn. Gelukkig zijn pubers, tegen een stroom van vooroordelen in, over het algemeen vrij gevoelig. Kondigt juf aan dat het te behandelen gedicht van Nijhoff, Kloos, Warmond of Andreus de moeite waard is om je mobieltje voor in je tas te doen en even je klep te houden, dan wordt dit wonderwel voetstoots aangenomen. En, wat nog veel fraaier is dan een stilte waarin je alleen maar kunt raden naar hun beleving: leerlingen herkennen iets in zulke gedichten en zo gaan deze voor hen leven.

Eén van de populairste Nederlandse gedichten die voor de poëzieverslagen in de bovenbouw van havo en vwo gekozen worden is ‘Voor een dag van morgen’ van Hans Andreus. Het onuitsprekelijke gevoel dat de verteller koestert voor zijn geliefde is te mooi, te sacraal om aan andere mensen te vertellen. Zij zouden niet kunnen bevatten dat hij echt zoveel van haar hield en hun onbegrip zou een devaluatie betekenen van die verheven liefde. Het gedicht vangt aan met de volgende regels:

“Wanneer ik morgen doodga,
vertel dan aan de bomen
hoeveel ik van je hield.”

Bomen oordelen niet en lachen je niet uit, dus als je van je hart geen moordkuil maken wilt, zeg het dan aan hen. In dit gedicht gaat letterlijk één en ander leven, want er treedt personificatie op. Bijvoorbeeld in de frase:

“Vertel het aan de wind,
die in de bomen klimt
of uit de takken valt”

De wind wordt hier menselijke eigenschappen toegedicht, zoals het klimmen in bomen en vallen uit takken.

De personificatie van de boom staat niet op zich. Het is een veelvoorkomend motief in de literatuur. Vasalis dichtte bijvoorbeeld over het erbarmelijke lot van zo`n zwijgzame vriend in ‘Aan een boom in het Vondelpark’:

“Er is een boom geveld met lange groene lokken.
Hij zuchtte ruisend als een kind
terwijl hij viel, nog vol van zomerwind.”

Levende bomen in de Groningse lyriek

In Krödde publiceerde Eldert Ameling in onze taal het gedicht ‘Dinks Doe’[1], dat aanvangt met de regels:

“Dinks Doe, dat doe woorden
moaken kins van ledders dij vörmd
worden deur koale takken?
.
Dij wie zain kinnen tegen aintonege luchten,
ien toppen van bomen,
ien aalgedureg wizzelnd beeld?”

om zijn vijf strofen tellende gedicht te besluiten met:

“Nee, zet mor oet dien kop.
Dit is gain toal van bomen en van dooie dingen.
Hier gain tieden veur die, veur mie, veur ons.”

Letterlijk beschouwd ageert de verteller in het gedicht hiermee tegen het vormen van letters uit kale boomtakken, maar bij benadering zou het gedicht wellicht te lezen kunnen zijn als milde plaagstoot tegen de gedichten over natuurbeleving, die in onze Groningse taal zo veelvuldig aanwezig zijn.

Ondanks deze laatste lezing noem ik toch nog twee liederen. In het Gronings is er binnen het motief bijvoorbeeld ook ‘Takken in de Wind’ van Klaas Spekken (een vertaling van ‘The Family Tree’ van Venice) en het integere 'Twaalf Boomkes' van Harry Niehof. Een episch lied, dat verhaalt over twaalf jonge bomen in het vlakke, open land die eerst trots zijn en nieuwsgierig om zich heen kijken, om later gekromd te staan in de wrede wind van het leven.

[1] ‘Dinks Doe’, Eldert Ameling (Krödde nr. 132, winter 2014, blz. 26)

11 en 12

De uit Middelstum afkomstige Niehof rept over ‘twaalf’, zoals de meeste Groningers uit het westelijke deel van onze provincie. Volgens onze Vroag &Antwoord-lijsten spreken de meeste Groningers 12 uit als ‘twaalf’, al wordt die uitgang met name in de westkant van het taalgebied ingevuld.

12 komt dus met name voor als ‘twaalf’ (Delfzijl, Kropswolde, Marum) en iets minder, doch ook veel als ‘twaalm’ (Bellingwolde, Blijham, Bourtange).

Het getal 11 wordt in de resultaten van het onderzoek het meest gerealiseerd als ‘elf’ (Aduard, Bedum, Warffum, Zuidhorn) en daarnaast veel als ‘elm’ (Finsterwolde, Holwierde, Musselkanaal, Nieuw Buinen (Noord-Drenthe, en daarmee ons taalgebied)). Groningen Stad is gevarieerd en ook in Winschoten ontstaat een gemêleerd beeld: zowel ‘elm’ als ‘elf’, maar ook ‘elm’n’ en ‘elvm’ werden er opgetekend.

In weinig gevallen worden ‘elf’ en ‘twaalf’ vertaald als een variant met twee lettergrepen. Hoewel veel westerlingen deze getallen zouden realiseren als ‘ellef’ en ‘twalef’ weet ik niet of ze hun uitspraak ook zo zouden noteren. Als er in het Groningse Vroag & Antwoord-onderzoek al twee lettergrepen worden genoteerd, dan is dat, zoals wellicht te verwachten valt, aan de Zuid-Oostelijke grenzen en op het einde van het woord. In Sellingen wordt bijvoorbeeld eens ‘elmen’ genoteerd en in Veendam een keer ‘elve’.


Share by: