Greunenkriek tekst & media


Blog Post

Namijmeren over de kinderboekenweek I: Pudding Tarzan

Ingetekstueel • Oct 19, 2018

Eén van de allerleukste kinderboeken ooit is ‘Pudding Tarzan’ van Ole Lund Kirkegaard.

Het betreft een weliswaar uitvergroot, maar in essentie voor veel kinderen herkenbaar verhaal over een jongetje dat nergens in uitblinkt en opkijkt tegen de stoere jongens die allerlei stoerejongensdingen kunnen zoals ver spugen en ver plassen (niks apigs is ons vreemd waar het gaat om stoerejongensgedrag…). Had de jongen in kwestie, Iwan heet hij, nu een vader gehad die deze - ongetwijfeld genetisch overgedragen - mediocriteit omarmde en plausibel achtte, dan zou zoonlief gesterkt zijn in de opvatting dat die primaire bonobo-eigenschappen zo belangrijk niet zijn en had het kind enig zelfvertrouwen kunnen opbouwen. Helaas: vader is nogal een haantje. Macho-types als stervoetballers en de apenkoning Tarzan adoreert hij, terwijl zijn weinig atletische zoon in zijn ogen een complete minkukel is. Cognitief wil het ook allemaal niet zo vlotten met Iwan. Het gevolg laat zich raden: hij wordt gepest dat het een aard heeft. ‘Pudding Tarzan’ is zijn bijnaam.

Althans, totdat er een deus ex machina ten tonele verschijnt die de rollen omdraait. Want dat gebeurt in kinderboeken – en in veel Bouquetreeksromannetjes trouwens ook –: wat onmogelijk leek blijkt, verrassing, wel degelijk mogelijk. Met behulp van magisch poeder, een magische ring of, in dit geval, een heks wordt de antiheld een held en kijken die voormalige kampioenen verspugen lelijk op hun neuzen.

In 2012 is het boek verfilmd en dat zal ongetwijfeld hebben geleid tot een vermakelijke animatiefilm, maar film laat dusdanig minder ruimte voor verbeelding dat ik het liever bij het boek houd.

Pudding Tarzan is sinds de verschijning van het boek een scheldwoord dat weinig vragen zal oproepen: je hebt meteen een beeld bij zo iemand. Eén-op-één kan ik er geen Nederlandse vertaling voor verzinnen, anders dan het nogal gedateerde ‘melkmuiltje’ en het onder meer in de hit Watskeburt gebezigde ‘sjembek’. De Gronings equivalent, wat mij betreft: zoepenbrijbek.

Onnoemelijk veel scheld- en schimpwoorden kent het Gronings (veel meer negatief geconnoteerde zelfstandige naamwoorden dan positief geconnoteerde) en veel ervan beginnen met een s: sjomp, sjap, slichtpuut, slont… Vul maar aan. Een zoepenbrijbek (iemand die spreekwoordelijk de mond vol heeft van karnemelkse pap) kun je eigenlijk niet voor vol aanzien, net als Pudding Tarzan. Het Gronings kent, volgens Ter Laan, binnen dit kader ook nog het woord zoepenbrijbörg voor een borg zonder geld of goed.

Overigens is het met de geestelijk vader van Pudding Tarzan triest afgelopen. Op zijn 38e vroor hij dood, na dronken in de sneeuw te zijn beland. Voor de man die de ultieme antiheld op een sokkel plaatste is dat een wel heel wreed en weinig heroïsch einde.


Share by: